zaterdag 30 november 2013

Autovreugd en -leed

Tijdens mijn dienst op de vliegbasis Woensdrecht kreeg ik een buitenkans:  voor 200 gulden een oude DKW kopen. Die bracht me onder andere naar mijn muziekafspraken in Bergen op Zoom. Maar hij bleek minder betrouwbaar dan de verkoper mij gezegd had. Op de terugweg van een waarneming voor een huisarts in de buurt rook ik schroeiend hout. Nadat ik de auto aan de kant had gezet en eromheen was gelopen, zag ik vlammen uit de knalpot komen, die zich ook in de houten (!) vloer hadden voortgeplant. Vandaar de rook in het interieur. De brand was gauw geblust met het water uit de sloot naast de weg en een deken die ik altijd in de auto had. In de ziekenboeg, waar ik mijn verhaal vertelde, kwam men mij meelevend tegemoet: de verplegers wilden de auto voor 100 gulden overnemen en hem voor eigen gebruik repareren. Na een paar dagen kwamen ze daarvan terug: de versnellingsbak was zodanig versleten dat ze er niet mee verder wilden. Ik heb hun de 100 gulden teruggegeven, en ze hebben de auto gehouden.

In 1960 brachten Tiete en ik een bezoek aan Marburg en Göttingen. We besloten van de terugweg een korte kampeervacantie te maken en parkeerden onze groene DKW aan de rand van een groot en leeg kampeerterrein.  Nadat de tent was opgezet roken we benzinelucht; de brandstofleiding was losgeraakt en het motorblok was scheef gezakt. Ik had een snee in mijn voet opgelopen door een glasscherf en Tiete moest een half uur wandelen om in Hahnenklee hulp te halen. Ze bracht een monteur mee, die de bouten van het motorblok vastzette en de brandstofleiding verving.
Wij sliepen gerust en vermoeid in, hoorden 's nachts wel eens zacht gedruis om ons heen, maar waren  verbaasd toen 's morgens het terrein mannetje aan mannetje met tenten bezet bleek te zijn. De Pinkstervacantie was begonnen.

Een paar jaar later hebben we onze groene DKW ingeruild voor een nieuwe creme-kleurige. Die is op een gewelddadige manier aan zijn eind gekomen. Op weg naar het revalidatiecentrum de Hoogstraat in Leersum, waar ik voor enige patienten van de logopediste Lenie de Vries in consult was geroepen, heb ik mijn voertuig teveel de sporen gegeven. Op het korte stukje snelweg vlak voor Driebergen is de krukas gebroken. Ik heb de kreupele auto in Driebergen achtergelaten en hem daar door de garage laten ophalen.

donderdag 28 november 2013

1959: Studiereis door Europa, vestiging in Utrecht

Promoveren, afsluiten van het assistentschap voor de KNO specialisatie, trouwen en op studiereis door Europa. Zo begon 1959. Door de Wereld Gezondheids Organisatie was de noodzaak onderkend om een medisch superspecialisme in stem- spraak- en taalstoornissen te creëren, en een verzoek om dat financieel mogelijk te maken was ingewilligd. In een half jaar tijd hebben we bezoeken gebracht , variërend van een week tot een maand, aan centra in Kopenhagen, Göteborg, Marburg, Wenen, Parijs, Bordeaux en Oxford. De Tour is geeindigd met een internationaal congres voor Logopedie en Foniatrie in Londen. Ook voor echtgenote Tiete was de reis verrijkend wegens de nieuwe ervaringen, opgedaan bij haar collega's logopedisten in al die centra.
Teruggekeerd in Utrecht wachtte ons een ruime woning aan de mooie Emmalaan en een aanstelling als wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de nieuwe hoogleraar Gerlings (keel- neus- oorheelkunde). In de net nieuw gebouwde kliniek op het AZU-terrein aan de Catharijnesingel  was het gehele sousterrain bestemd voor experimentele ruimten en werkplaatsen voor de audiologie en het evenwichtsonderzoek (vestibulologie). De lector Jaap Groen die dit alles had ontworpen stelde royaal kamers ter beschikking voor foniatrisch spreekuur en behandeling door de logopedist(en).
Tijdens onze Europa-reis had ik drie keer een verslag gestuurd naar de redactie van het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, die ze als Reisverslagen heeft gepubliceerd. Toen wij in September 1959 onze deuren openden voor patienten kwamen ze uit alle windstreken.

maandag 25 november 2013

Samen met Humanisten

Ik heb Prof. Hijmans van den Berg (Juridische faculteit) leren kennen toen ik, nog als student, hem hielp buitenlandse deelnemers aan een Zomercursus te Utrecht nuttig en aangenaam bezig te houden. We hebben toen o.a. de plaats bezocht waar de Duitse bezetters bij hun vertrek de dijk doorgestoken hadden van de Wieringermeerpolder waardoor deze weer onder water kwam te staan. Later heeft hij mijn vrouw en mij op een prettige manier in de kring van professoren geintroduceerd.
Kort na het heropenen van de universiteiten heeft de Vrijzinnig Christelijke StudentenVereniging een congres georganiseerd over vragen die waren opgeroepen door het gebruik en misschien misbruik van kernenergie. Op de terugweg reisde ik per trein met een van de zussen Buzeman uit Amsterdam. Omdat wij beide voorkeur voelden voor een discussie waaraan God niet zou hoeven deelnemen maakte we plannen voor een humanistische studenten vereniging. In '46 heb ik met Trude Schok en Ab Goudsmit de Utrechtse afdeling van de Studenten Vereniging op Humanistische Grondslag opgericht. Als voorzitter van die afdeling heb ik deel uitgemaakt van een groep medewerkers en studenten van de universiteit  die in 1947 een eerste na-oorlogs bezoek bracht aan Duitse zusterinstellingen om weer banden voor samenwerking aan te knopen. Prof Brandt (historicus) had de leiding.
Jaren later troffen prof. Brandt en ik elkaar in een groepsbijeenkomst om te bespreken of er in de universitaire gemeenschap plaats zou zijn voor een centrum voor humanistisch gedachtengoed. De andere leden waren mevrouw Brandt Corstius (oma van Jelle), prof. Minnaert (sterrenkunde), dr Poslavski (psychiater).  Onze conclusie luidde toen afwijzend. Misschien is er toch een kiem gelegd die later is uitgegroeid tot de Universiteit voor Humanistiek.

donderdag 21 november 2013

1946 - 1973  Film in het  onderwijs



Een heel nieuw verschijnsel van na de oorlog is het intensieve gebruik van film geweest voor instructie en (wetenschappelijk) onderwijs. De oorzaak was de overvloedige aanvoer van geschikt materiaal uit de Angelsaksische landen en het tekort aan goed bijgeschoolde leerkrachten. Tijdens de militaire training brachten filmbeelden ons bij hoe men zich ongezien kan voortbewegen in verschillende soorten terrein. 
In de eerste studiejaren werd onder andere de microscopische anatomie met cinematografische opnamen geïllustreerd. Prof. Julius (bacteriologie en hygiëne) was in het gebruik van film een voortrekker. Hij heeft het initiatief genomen tot het oprichten van een Universitair Filminstituut, dat later de Stichting Film en Wetenschap (SFW) is geworden.  Ik ben van het begin af een opmerkzaam bezoeker geweest van de voorstellingen aan de Catharijnesingel. Voor de inleidingen zorgde Willem de Vogel, die later een van de directeuren van de SFW zou worden. Later heb ik een lange reeks filmvertoningen georganiseerd voor de logopedie-opleiding. Die was toen van een cursorische naar een fulltime opleiding overgegaan, en de films met discussie waren een welkome afwisseling in het lesprogramma.
In onze afdeling nam na 1960 het bezoek toe  van patiënten met stem- en spraakstoornissen. Aangemoedigd door Willem de Vogel maakte ik geregeld afspraken om met een patiënt naar de studio te komen voor een opname van beeld en geluid. Na twee jaren was het zover dat er een boeiende film gemonteerd kon worden. Die film heeft in ons land tientallen jaren dienst gedaan bij het universitair onderwijs.

Wij gebruikten stroboscopisch flitslicht en ultrasnelle cameraopnamen om stemplooitrillingen te analyseren. Willem de Vogel was gefascineerd door de mogelijkheid snelle gebeurtenissen vertraagd - en traag verlopende gebeurtenissen (zoals celdeling en groei) versneld weer te geven, en wilde op dat onderwerp bij mij promoveren. Helaas is het niet tot een goed uitgewerkte opzet gekomen. Het manipuleren van tijd en tijdsduur geeft vaak een verrassend nieuw inzicht in allerlei processen, en het is jammer dat een veelomvattende studie daarover al in de voorbereiding is gestrand.

donderdag 7 november 2013

1955 - 1958: Specialisatie en promotie-onderzoek

In de anderhalve jaar op mijn rustige ziekenboeg van vliegveld Woensdrecht had ik iedere week een pak door mij aangevraagde boeken en tijdschriften gekregen van de Leidse universiteitsbibliotheek. Het ging grotendeels over fonetiek, spraak-, taal- en stemstoornissen. Dat had mijn interesse, en ik zag daar wel toekomst in omdat er in ons land  weinig academisch gevormde deskundigen waren die dat gebied wetenschappelijke impulsen konden geven. Die rol had ik mijzelf toegedacht.
Om daarin verder te specialiseren bood de medische faculteit van Groningen goede mogelijkheden. De hoogleraar keel- neus- en oorheelkunde Huizinga had belangstelling voor een goede spraakrevalidatie van patienten na operatieve verwijdering van het strottenhoofd (wegens kanker). Samen met zijn hoofdlogopediste mevrouw A.J.Moolenaar-Bijl en de lector in medische fysica dr J.W. van den Berg had hij van de stichting Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek subsidie gekregen voor een halve-tijdsaanstelling van een wetenschappelijk medewerker. Daarmee mocht ik beginnen aan mijn doctoraatsonderzoek. Het waren geen prettige jaren: de werdruk was te groot, een volle dag op de KNO-kliniek plus een halve dag in het fysiologisch laboratorium.
Voor muziek maken was weinig tijd; ik kan me herinneren dat ik heb deelgenomen aan een septet bij de familie Rijkmans, en een keer strijkkwartet bij professor Röling in Haren.
Eind 1958 heb ik mijn doctoraatsthesis verdedigd en heb ik afscheid genomen van Groningen. De plechtigheid werd ook bijgewoond door Tiete Terpstra, logopediste in Amsterdam die mij aan patienten had geholpen voor mijn onderzoek. Wij hebben ons verloofd en zijn getrouwd in februari 1959.

1954: In de lucht en op de snaren

In maart 1953 heb ik het artsdiploma ontvangen. Het vervullen van de dienstplicht was wegens de studie uitgesteld, maar nu moest het ervan komen. Ik had mijn voorkeur uitgesproken voor de Luchtmacht, en na een korte officiersopleiding werd ik tewerk gesteld op het Nationaal Luchtvaartgeneeskundig Centrum in Soesterberg. Alle vliegeniers, civiel en militair, werden hier iedere twee jaar onderzocht op geschiktheid. De  werkwijze was voor een groot deel ontleend aan die van dr Hubach (militaire vliegdienst in Ned. Indië) en in overeenstemming gebracht met die van onze bondgenoten.
Al gauw werd ik bij de overste Hordijk geroepen; hij deelde mij mee dat ik op de geneeskundige dienst van de (kleine) luchtmachtbasis Woensdrecht (N.Br.) zou werken bij de overste-arts Snepvangers. Daar kregen leerling-vliegers de eerste fase van de militaire vliegopleiding op de Fokker S11. Na 12 uren duo-vliegen en uren oefenen op de vluchtsimulator was ik bijna klaar voor een vliegbrevet. Dat heeft me overigens de handicap van een ernstige lawaaidoofheid bezorgd, waaraan ik vanf mijn 45e heb geleden.
Terzijde van het vliegveld bevond zich een grote werkplaats voor het onderhoud en de revisie van straalmotoren van de Gloster Meteor toestellen, die op grote luchtbases, zoals Volkel en Leeuwarden, gestationeerd waren. Voor een beginnende dienstplichtige arts was het een mooie uitdaging om  als bedrijfsarts daaraan verbonden te zijn.
Omdat de basis werd bewoond door een gezonde en jeugdige populatie was er voor de medische dienst niet heel veel te doen. Ik had een mooie ruime kamer en had geregeld wat tijd over voor lezen en cel studeren. Voor de avonden, als er op de basis niets te doen was, had ik muzikaal vertier in het nabij gelegen Bergen Op Zoom. Via een muziekhandel had ik partners opgespoord met wie ik een strijkkwartet heb gevormd. Ook kwam ik geregeld bij de pianoleraar De Groot, met wie ik tot wederijds genoegen een flink repertoire aan cellosonates heb ingestudeerd (Brahms, Debussy, Rachmaninov). Er was een zeer actieve muziekschool en een daarmee verbonden orkest dat bezig was fragmenten uit de opera Dido en Aeneas van Purcell in te studeren. Op de generale repetitie en de uitvoering mocht ik actief deelnemen, en het  recitatief van de sopraan als continuo ondersteunen. Heerlijk om aan zo'n dramatisch optreden mee vorm te geven.

woensdag 6 november 2013

1949 - 1953: Ziekenhuiswerk

De coassistentschappen voor het semiarts- en artsexamen heb ik grotendeels gedaan buiten Utrecht, o.a. in Wassenaar, Den Haag, Eindhoven en Deventer. Vooral aan de Ursulakliniek in Deventer bewaar ik mooie herinneringen. Niet alleen waren de chirurgen Slingerland en Brandts goede voorbeelden en goede docenten, er waren twee jonge internisten die gedreven ensemblespelers waren. Met Kalff (klavier) en Haverkamp (viool) heb ik hard gewerkt aan Schubert's pianotrio, dat ik toen voor het eerst heb leren kennen. In die jaren begon de high-fidelity elektronische muziekweergave tot de mogelijkheden te behoren, en een firma in Deventer (Schuurman?) bood belangstellenden wekelijks een huisconcert aan.
Fietsen in de mooie omgeving en roeien op en zwemmen in de IJssel waren een ideale invulling van de vrije uren. Het was een geluk dat het zomer was.

1932 - 1945 Muzikale opvoeding

Vanaf mijn zevende jaar heb ik les gehad in cello spelen, eerst van mijn vader, die een gevorderd amateur-cellist was, later van Harald de Sterke (Utrecht). Het meeste plezier heb ik beleefd aan het samenspelen met anderen. Al heel vroeg in een pianotrio formatie met mijn oudste zus Maaike en een buurmeisje Pauline Loeb (viool). Op het gymnasium in Hilversum was een schoolorkest onder leiding van de rector dr Leopold, en een koor met mijn vader als dirigent. Met een pianist klasgenoot Joop Boendermaker ben ik opgetreden tijdens een feestavond van de schoolbond. Getuige het rumoer in de zaal hebben we een deel van het publiek niet weten te boeien.
Mijn vader organiseerde schoolconcerten in het Casino in Hilversum en heeft mij aangemoedigd om te komen luisteren, hoewel ik nog geen tien jaar was. Het was voor het eerst dat ik een symfonieorkest hoorde. Toen er een symfonie van Schubert werd uitgevoerd was het of alle leed van de wereld over me werd uitgestort. Ik heb het slot niet afgewacht, heb wenend de zaal verlaten en ben naar huis gelopen.
Tijdens de oorlogsjaren intensiveerde het muziekleven. We hadden huisconcerten van het (joodse) duo Felix de Nobel (piano) en Harry van Os (zang); een cursus muziektheorie van de musicoloog Van der Horst. Om deel te nemen aan een Bach-ensemble onder leiding van Hans Brandts Buys ging ik op de fiets naar de Pieter de Hooghlaan of daaromtrent.
De Nederlandse Seintoestellen Fabriek (later Philips) in Hilversum had een eigen orkest onder leiding van Cor van der Linden. Het kon wat versterking gebruiken en zo kwam ik geregeld naar de repetities op de zolder van een grote villa aan de Ceintuurbaan, niet als cellist, maar als contrabassist. Ik kreeg een instrument te leen om thuis op te studeren en kreeg les van Gerard Meier. Omdat hij, behalve contrabasspeler, ook arrangeur was bij de Omroep, leerde ik heel wat muziektheorie tijdens die lessen.
De grootste bijdrage aan mijn muzikale opvoeding is geweest het strijktrio en strijkkwartet met mijn klasgenoot Kees de Bruïne onder leiding van zijn vioolleraar Hoboken in zijn mooie oude villa ergens aan de Witte Kruislaan. Hij heeft me geleerd wanneer je in het trio of kwartetspel duidelijk aanwezig mag zijn en wanneer je bescheiden op de achtergrond je deel bijdraagt. Ik heb altijd sympathie gevoeld voor mensen die dat in de dagelijkse omgang ook goed weten te hanteren.

1945 - 1953: Van broodpap naar examenborrel

De universiteit was een paar jaar gesloten geweest, en zo had zich een stuwmeer gevormd van studenten van de jaargangen 1943-1945. Het was een gedrang in de collegezalen en op de practica. Toch bewaar ik heel goede herinneringen aan de naoorlogse tijd waarin je alle kansen kreeg je te ontwikkelen. Met dankbaarheid denk ik terug aan het broodpap ontbijt (met volle melk gemaakt!) dat in het Zoölogisch Lab. voor ons klaar stond in de eerste dagen. Wij waren zo vermagerd.
Er was een ideëele stroming die wilde voorkomen dat het studentenleven weer in de oude verzuiling zou  vervallen. Daarom werd het Universiteitshuis opgericht dat, naast de bestaande corpora, diensten (vergaderruimten, maaltijden) zou aanbieden, ook aan hen die geen lid van een vereniging waren. Ik heb daar geregeld gebruik van gemaakt voor bijeenkomsten van de Studentenvereniging op Humanistische Grondslag, die we met een groep gelijkgestemden hadden opgericht naar het voorbeeld van de TU Delft (Harald Grabowsky) en de UvA (Joost van den Bergh). Als lid van het Utrechts Studenten Corps werd ik ook afgevaardigd als medebestuurder van het  Universiteitshuis. Enige jaren lang heb ik als cellist deel uitgemaakt van het Utrechts Studenten Concert dat repeteerde in de sociëteit aan het Janskerkhof, en van het USKO, dat o.l.v. Hans Brandts Buys in het Uhuis oefende.

dinsdag 5 november 2013

1943 - 1945: Verloren jaar

Als jongeman van 18 jaar, die in 1943 voor zijn eindexamen was geslaagd, was ik verplicht als arbeider voor de industrie te gaan werken in het land van de Duitse bezetter. Er waren manieren om daaraan te ontkomen. Een enkeling volgde een cursus elektrisch lassen; ik schreef me met een groep van acht bêta afgestudeerden in voor het eindexamenjaar van de gymnasium alfa opleiding. Het was een intelligent groepje dat geen moeite had met nieuwe auteurs in Latijn en Grieks zoals Tacitus en Plato. Van de wis- en natuurkunde-leraar kregen we extra lessen waarmee we in de hogere algebra en kwantum-fysica werden ingevoerd. In dat jaar hebben we ook een interscholair orkest opgericht met de naam Arion. Het repeteerde bij ons thuis aan de Insulindelaan onder leiding van de geschiedenisleraar Evert Koning. Of het nog tot een uitvoering is gekomen weet ik niet meer.

Na het alfa eindexamen in 1944 waren de oorlog en de bezetting nog niet afgelopen. Ik kon tegen kost en inwoning een boer op een gemengd bedrijf in Bergum (Fr) helpen met maaien, hooien, rogge oogsten en mest verplaatsen. Teruggekeerd in Hilversum moest ik me schuil houden voor de naar jongemannen zoekende bezetter. Er begonnen twee hongerige jaren, die voor een groot deel verloren tijd waren.
Mijn plan geneeskunde te gaan studeren was in Utrecht bekend, hoewel de universiteit gesloten was. Er was een clandestiene organisatie die, met een als vrouw verklede koerier, mij lesmateriaal bezorgde voor de medische propaedeuse. Er kwam zelfs een docent naar Hilversum om enkele tentamens af te nemen. Toen in 1945 het onderwijs weer werd opgestart, kon ik eind oktober het 1e deel van het  candidaatsexamen afleggen.

maandag 4 november 2013

1936: Meer watersport: Cornelis Tromp

In de ondernemende plannen van Hilversum en de provincie N.H. paste een waterverbinding met de Vecht. Het nieuwe kanaal werd, als werkverschaffingsproject, deels met hand uitgegraven. Zodra mijn vader zag wat een mooi breed water daar ontstond, dacht hij aan een toekomst voor een Hilversumse roeivereniging. Het bestuurscollege en de directeur publieke werken (ir J.F.Groote) ondersteunden het plan en zo kwam er op een prachtige locatie nabij het havengebied een roeiloods (naar het voorbeeld van die van Triton in Utrecht) en een woning voor de loodsknecht Aukema, die over het materieel toezicht zou houden.
Het jaar van oprichting (1936) was het jaar van mijn overgang van de lagere school naar het gymnasium. De dag dat ik op mijn nieuwe school het toelatingsexamen had afgelegd, en moest bijkomen van die inspanning, nam mijn vader me, in vlaag van empathie die ik nog altijd in hem prijs, mee naar de pas nieuwe loods van de roeivereniging Cornelis Tromp, en we maakten een tochtje in een wherrie.
Ik ben jarenlang jeugdlid geweest, heb er met jongensploegen aan wedstrijden deelgenomen, clubtochten meegemaakt, en per skiff de Piet Heinproef afgelegd. Onze familie-wherrie, de Annie, lag in de loods. Na de oorlog heb ik er, spijbelend van de militaire oefeningen in Amersfoort, met een mededienstplichtige tochtjes in gemaakt.
De herinnering aan het roeiverleden, ook als toerroeier later bij Triton, houd ik nu levendig door dagelijks de dag te beginnen met een tien minuten training op de Concept2  roeimachine die in de slaapkamer staat.

1934: Brutaal, en een lelijk taaltje

De verplaatsing van Assen naar Hilversum betekende een overgang van een bedaarde provinciestad naar een onstuimig groeiend schaapherdersdorp. In het begin had ik wat moeite met mijn medeleerlingen, ik vond ze brutaal en er waren er die een lelijk en raar taaltje gebruikten. Dat laatste zullen ze ook van mij hebben gevonden.
 Het was jammer dat onze onderwijzer meneer De Bree weinig tijd besteedde aan zingen; hij ging ons voor, niet met zijn eigen stem, maar met een viool. Na gebruik werden de snaren weer helemaal tot ontspanning afgedraaid. Dan was er meneer Van Dijk die, bij het uitleggen van de Wet van Archimedes, deze klassieke geleerde vanuit zijn badkuip naar zijn vrouw liet roepen:
Eureka, Eureka, ik heb het gevonden! Dus vertelde ik thuis aan de koffietafel dat mevrouw Archimedes  Eureka heette. Dat leidde tot grote hilariteit. Of het misverstand bij meneer Van Dijk of bij mij lag is nooit opgehelderd.

zondag 3 november 2013

1932: Van Drente naar het Gooi

In Assen woonden wij mooi, aan de Dr Nassaulaan. Met uitzicht op de hertenkamp, vlak naast het Asser Bos (met daarachter het zwembad)  en op 150 m van het schoolplein waar ik met vriendjes speelde. Ik zat op een cursus timmeren en figuurzagen. Wat mij betreft had ik er graag willen blijven wonen. Maar mijn vader was onder druk gezet door een curator van zijn school, die van hem verlangde dat hij de eindcijfers van zijn zoon zou ophogen, zodat de zoon niet zou zakken. Hij weigerde dat. Hij zal nog andere goede redenen hebben gehad om naar Hilversum te solliciteren.
Nadat de trein uit het Asser station vertrokken was, wilde ik door het raam wuiven naar mijn vriendjes die zich voor het afscheid verzameld hadden bij de eerst overweg. Maar de toegang en het uitzicht werd belemmerd door mijn zussen, die voor het raam hadden post gevat. Dat was een teleurstelling, bij het traumatische af.

Vanuit ons nieuw opgeleverde huis aan de Insulindelaan nr 9 hadden we vrij uitzicht over een wijds speelveld, en konden tot aan de kerktoren van Bussum kijken. Waar nu de talrijke gebouwen van het Mediapark staan stond alle ruimte ons ter beschikking voor spelen met de hond, knikkeren, voetballen en boogschieten.

De nabijheid van de Loosdrechtse Plassen was ons in het vooruitzicht gesteld als heel aantrekkelijk. En het duurde ook niet lang of we konden de weekends doorbrengen in een zomerhuisje aan de Stille (of Breukeleveense) Plas. Vader had eigenhandig een brede zeilkano getimmerd die doorging voor zeer stabiel en praktisch onkenterbaar. Ik werd er alleen in losgelaten zonder dat ik enig benul had hoe de boot en het zeil te bedienen. Hoe harder het woei, hoe strakker ik de schoot aantrok. Binnen een paar meter van de steiger tilde de boot mijn vedergewicht uit het water en sloeg om. Sindsdien wil ik altijd eerst de gebruiksaanwijzing lezen voor ik met een onbekend toestel aan de gang ga.

zaterdag 2 november 2013

1930: Derde trauma: beschadigd aangezicht

Dat enig wantrouwen op zijn plaats kan zijn bleek al gauw in Assen. Het gezin was ernaartoe verhuisd omdat onze vader er rector gymnasii was geworden. Ik was een durfal in het zwembad, maar dat hielp me niet toen ik tijdens het beklimmen van een zwemtrap hard naar voren werd geduwd. Mijn prominente neus ving de stoot op tegen een eikenhouten trede. Het neusbeen brak in gruzelmenten en het bad kleurde rood van het bloed. Ik kwam terecht in een Gronings ziekenhuis en moest pijnlijke behandelingen ondergaan. Ik herinner mij ook hoe griezelig ik het vond als de lange gestalte van een priester in een wijd gewaad langs kwam om iemand in de ziekenkamer te bezoeken, en daarbij bezwerende formules uitsprak. Tijdens het herstel van de ontstoken wond werden botfragmenten afgestoten. Sedertdien is mijn trotse voorgevel veranderd in een vlakke boksersneus.

vrijdag 1 november 2013

1928: Tweede trauma; split digit

Mijn oudste zuster (Maaike) had de komst van een jonger zusje (Sytske) nog goed kunnen verwerken: een leuke pop om mee te spelen. De komst van het broertje moet voor haar onwenselijk zijn geweest. Dat een afzichtelijke rode garnaal met zijn geschreeuw weken lang de aandacht opeiste, moet zij als een grote last hebben ervaren. Ze heeft enige jaren lang  blijk gegeven van een behoefte mij te negeren of zelfs te elimineren.
Zoals die keer dat wij thuis kwamen van een wandeling.Van Bandung waren wij intussen verhuisd naar Den Haag, de Papagaaienlaan. Zij was juist door het zware toegangshek heen en wist dat ik achter haar aan kwam. In plaats van het voor me open te houden gooide ze het met kracht achter zich dicht. Mijn linker hand zat er tussen en het hek spleet de ringvinger open, met als gevolg veel pijn en bloed.
Het litteken blijft herinneren aan de doorstane schade en belediging. Vanaf die dag is in mij een wantrouwen in mensen gegroeid.

1925: Onveilig begin als rode garnaal: eerste traumatische ervaring

Mijn moeder kon slecht tegen het tropische klimaat in Bandung. Terwijl ze de pianopartij speelde in een Klavierkwartet van Mozart, begonnen de weeën. Een half uur later kwam ik ter wereld met het strijktrio Co Thijsse, Jaap Kunst en vader Damsté als getuigen.
 Helaas was ik genetisch ook niet aangepast aan het klimaat en aan de voeding. Ik ontwikkelde een roodheid (erytheem) dat overging in een heftig eczeem, waardoor drie weken lang iedere aanraking onaangenaam en pijnlijk was. Voorzover mijn gestel nog herinnering bewaart aan die tijd, denkt het daaraan terug met afkeer.

In mijn tweede levensjaar verhuisden we naar Nederland. Aan boord van de Prins der Nederlanden was ik gefascineerd door de klanken van het salonorkestje. Er bestaat een foto van een kleine Helbert die in trance, aan de grond genageld, naar de muziek staat te luisteren. Omdat er thuis dagelijks muziek werd gemaakt, ben ik opgegroeid in een klankwereld van kamermuziek, vanaf 1924 (toen nog in utero) tot 1945, waarna ik zelf als cellist in allerlei ensembles heb gespeeld.

Gekruide herinneringen

Op mijn leeftijd (88) spelen vaak vroege jeugdherinneringen door het hoofd, vaak zijn het dezelfde, soms is er een nieuw detail bijgekomen. Hoe kan een hoogbejaard persoon weten welke waar zijn en welke  verzinsel? Door erover te vertellen en af te wachten of hij gecorrigeerd wordt door tijdgenoten die het hebben meegemaakt. Maar die zijn er niet meer: mijn beide zussen, van wie de jongste twee jaar ouder was dan ik, zijn overleden. 
Als ik dus vertel, kan ik er niet van op aan of mijn fantasie niet hier en daar wat heeft toegevoegd of weggelaten. Dat is dan voor mij nodig geweest om het verhaal de smaak van werkelijkheid te geven.