woensdag 23 april 2014

1942, Koninginnedag

 



Ik ben in het bezit gekomen van een seinpistool dat een groene, rode of witte vuurpijl tot 40 m de hoogte in schiet. De vondst had plaats tijdens een NJN-excursie in het najaar van 1941. We wandelden door de Eempolder langs de oever van het IJsselmeer toen ik daar een onooglijke zwart blikken trommel van ongeveer 40 x 20 cm aan de waterlijn zag liggen. Er zat een leren draaglus aan. Omdat er een Deutsch-freundliche persoon  in de groep mee was, heb ik het ding onder de overhangende oever verstopt met de bedoeling er later voor terug te komen.
Dat heb ik na een paar dagen gedaan en het achterop de fiets mee naar huis genomen. De rand was dichtgesoldeerd op de manier van een sardineblikje: een soort draaisleutel was meegeleverd om het deksel te openen. De inhoud was verrassend: een degelijk zwart afgewerkt seinpistool van Duitse makelij, en drie blikken trommels met bijbehorende patronen, kaliber 26 mm. Het zal waarschijnlijk uit een vliegtuig- of scheepswrak afkomstig zijn geweest.

De bezetter heeft verboden om met versieringen en feestelijkheden aandacht te besteden aan verjaardagen van het koninklijk huis. Natuurlijk is iedere loyale Nederlander erop uit om op verborgen wijze wel iets aan een viering te doen, bijvoorbeeld door oranje kussens op de tuinbank te leggen of iets dergelijks. Ik zorg voor een bescheiden vuurwerk, en ik verheug me erop dat ik iets laat gebeuren dat voor de bezetter onverwacht komt en misschien wat onrust veroorzaakt.
 
Omdat het me wel aardig leek, en ook veiliger, om mijn vuurpijl-kanon op afstand te bedienen met een tijdmechanisme, heb ik er een houten kist omheen gebouwd met daarin een wekkerklok. Met het afgaan van de wekker werd een touwtje opgewonden dat een pal wegtrok waardoor een gewicht omlaag viel dat een staafje, dat de gespannen haan tegenhield, wegtrok.
Op de bewuste koninginnedag had ik de kist begraven dichtbij het Crailose viadukt, aan de rand van een wijk waar de meeste huizen door de Duitsers gevorderd waren. Vanuit de Insulindelaan hadden we er goed zicht op. Ik had de buren aangekondigd  dat er  ‘s avonds om tien uur een vuurpijl de lucht in zou gaan en we stonden samen op de uitkijk. Het werd tien uur en de minuten verstreken zonder dat er iets gebeurde. De buren waren al teleurgesteld afgedropen toen om vijf over tien een juichend lichtsignaal omhoog ging. De HEMA wekkerklok liep helaas iets achter, maar ik heb mijn feestelijke boodschap af kunnen geven.

1942, Pasen

 



De Duitse bezetter heeft iets bedacht om sabotage aan de spoorbaan te voorkomen. De manlijke inwoners moeten daartoe een burgerwacht vormen. Ieder krijgt een stuk van 400 m te bewaken, dat zijn dus 12 personen die de vijf km tussen Hilversum en Bussum  in de gaten moeten houden. Met mijn 17 jaren ben ik opgeroepen om daaraan deel te nemen. In het nachtelijk duister is het niet altijd mogelijk te zien waar de naburige bewakers zich bevinden. Maar door de grens van het eigen revier op te zoeken is er tijdens een ontmoeting wel eens gelegenheid voor een vluchtig praatje. De organisatie van en toezicht op deze burgerplicht is opgedragen aan een stel burgers die loyaal meewerken met de bezetter, meest lid van de NSB.  
Mijn familie had zich voorgenomen een uitvoering van de Mattheus Passion van J.S.Bach in de Naarder kerk bij te wonen en ik zou meegaan. Maar een oproep voor die avond  om de spoorbaan te bewaken dreigt dat te verhinderen. Nu sta ik voor een conflict: de verachte en gehate NSB’er te vragen om mijn waakbeurt om te ruilen en op een andere datum te zetten, of te weigeren deze vernederende gang te maken en het concert missen. Ik kies voor het eerste, en de wijk-commissaris is allervriendelijkst: vol begrip verandert hij mijn datum voor de spoor-bewaking.

vrijdag 4 april 2014

Wereldtaal Esperanto


Rond 1960 heeft mijn vader op het Spinoza Lyceum in Amsterdam, waar hij les gaf in Latijn en Grieks, ook cursussen gegeven in Esperanto. De gedachte daarbij was dat de jonge leerling die eerst heeft kennisgemaakt met een eenvoudige kunsttaal, met meer gemak andere vreemde talen zou leren.  Het is maar een kortdurend experiment geweest dat voor zover ik weet niet is geĆ«valueerd.
Ik heb daardoor kunnen beschikken over boekjes en leergangen over de internationale taal.  Na mijn pensionering in 1987 vond ik het wel een aardig idee om meer met Esperanto vertrouwd te raken. Ik heb wat geoefend onder leiding van de heer Punt, een ervaren esperantist, die in de Utrechtse wijk Overvecht woonde.  Een inspirerend contact was Hans Erasmus uit Voorburg. Hij heeft bij het Europees parlement en bestuur aandacht gevraagd voor het veelzijdige nut van de internationale taal Esperanto o.a. als tussentaal bij het tolken. Met hem als voorzitter  heeft een commissie van voorbereiding een leerstoel  voor interlinguistiek aan de universiteit van Amsterdam ingesteld. De professoraten zijn achtereenvolgens bekleed door Marc van Oostendorp en Wim Janssen. Janssen heeft  in de tien jaar dat hij dit heeft gedaan een groot aantal studenten opgeleid. Hij is kort geleden met emeritaat gegaan

 

dinsdag 1 april 2014

Souvenir d’un Quartetto



 

In de jaren ‘70 kwam de uitwisseling van studenten op gang tussen de Universiteit Utrecht en de universiteit van Florida in Gainesville (V.S). Ook het uitwisselen van docenten werd aangemoedigd. Zo kwam het dat in de eerste helft van 1976 Don Williams, professor of Speech aan de University of Florida, en ik van werk- en woonplaats hebben geruild. Het is voor ons beide een verfrissend bad in een andere cultuur geweest .In de vrije tijd heb ik veel muziek gemaakt met docenten van de muziekafdeling die verheugd waren met een cellist  kamermuziek te kunnen beoefenen. Hun eigen cello-docent had altijd daarvoor bedankt. Zo heb ik daar mijn hart kunnen ophalen aan strijkkwartetten, -quintetten en -trio’s spelen in heel goed gezelschap.

Na een half jaar kwam er een eind aan deze bijzondere ervaring. Tijdens de  terugreis  naar Nederland moesten we overstappen in Atlanta (Georgia). We hadden enige uren de tijd en zijn de stad in gegaan. Een grote expositie in een Gallery of Illustrators trok onze aandacht. Te midden van het gevarieerde werk hing een levendig en goed gelijkend geschilderd portret van de leden van het Budapest Kwartet dat ik van uitvoeringen in mijn schooltijd en later kende. Het is door Richard Sparks in 1977 vervaardigd voor een uitgave op langspeel-gramofoonplaat van in 1959 en 1961 opgenomen recitals in de Library of Congress te Washington D.C.
We waren in een vrijgevige bui en hebben het gekocht; men was bereid het goed ingepakt naar Utrecht te verzenden. Richard Sparks heeft later ook de gramofoonplaat met de op de hoes afgebeelde reproductie van het door hem geschilderde portret toegestuurd. De opgenomen kwartetten zijn die van Mendelssohn in D, Op 44 nr 1 en Schumann in a, Op 41 nr 1. Het is een zeldzaam mooie herinnering aan een van de eerste en oudste strijkkwartetten dat een schatkamer van muziek heeft geopend voor een groot publiek. Hun werk is overgenomen door het Guarneri kwartet (dat ten dele door hen is opgeleid)  en dat in gesprekken met de auteur David Blum de uitgave heeft mogelijk gemaakt van “The art of quartet playing” , waarin alle finesses geschreven zijn. De Budapesters en Guarneri’s hebben samen ooit  “Souvenirs de Florence” uitgevoerd, een octet van Tsjaikovsky. Aan een uitvoering in Zeist van dit bijzondere stuk met en voor de familie Asbeck, waaraan ik heb deelgenomen, bewaar ik een mooie herinnering