maandag 23 maart 2015

SYMBOLIEK IN HOUT EN BRONS

50 Jaar geleden liepen we in de Wittevrouwenstraat te Utrecht langs de etalage van Christine Langerhorst's winkeltje "Hart voor Hout". Twee sculpturen vielen op: de één een spiralende bladvorm van 75 cm hoog, de ander een blad met een grote, zich opende blad- of bloemknop ong 1 m hoog. Wij bewoonden een groot huis aan de Emmalaan waar deze houten kunstvoorwerpen een mooie plaats zouden vinden.
De ontwerper en uitvoerder was een jongeman en heette Frank Boogaard. Hij stond helemaal aan het begin van zijn carrière als beeldend kunstenaar, en had nog geen besluit genomen of dat zijn toekomst kon worden.  Ik denk dat onze aankoop voor een bedrag van ruim fl 3000 hem een  duwtje in die richting heeft gegeven.
Op 27 juni a.s. zullen Frank Boogaard en zijn vrouw een overzichtstentoonstelling "De cirkel van 50 jaar" openen in de Galerie Hoeve Rijlaarsdam (Nieuwkoop).

vrijdag 20 maart 2015

SPITTEN IN HET VERLEDEN VAN DE LOGOPEDIE

Onlangs hebben mijn vrouw en ik een bezoek gebracht aan de Logopedie opleiding in Utrecht, een onderdeel van de Hogeschool Utrecht en gevestigd in de Uithof. We hebben met enige stafdocenten van gedachten gewisseld onder andere over de verschillen tussen vroeger en nu.
De vraag kwam op of Tiete Damsté-Terpstra, die al sinds 1947 logopediste is, zou willen overwegen de ontwikkelingen vanaf die tijd schriftelijk vast te leggen? Zij heeft daarop geantwoord dat ze daarover een voordracht heeft gehouden, gepubliceerd in de bundel Logopedie Utrecht 75 Jaar, die in 2005 is verschenen. Vooral de jaren 1970 - '75 zijn belangrijk geweest wegens de overgang van de part-time naar een full-time opleiding. Haar voordracht zal worden opgenomen in de binnenkort te openen website www.damste.com.

donderdag 19 maart 2015

ZEILEN EN SKIEËN

Nadat in 1945 het universitair onderwijs weer op gang was gekomen was er ook de behoefte aan internationale uitwisselng. Ik heb al verteld van onze Utrechtse delegatie naar Keulen in het kader van verbroedering met de Duitse collega's. In 1947 is een uitwisseling tot stand gekomen tussen medische studenten uit Basel en Utrecht. De Zwitsers hebben in de zomervacantie van ons het zeilen geleerd, en zij hebben ons in de winter leren skieën.
Voor het zeilen was het gunstig dat de familie Homan van der Heide in Loosdrecht een zomerhuis met aanlegplaats had, en een stukje land aan de overkant. Ieder van ons was gekoppeld aan een Zwitserse partner, in overleg waarmee we een aantrekkelijk verblijf planden. Behalve aan zeillessen hebben we onze tijd ook aan andere zaken besteed. Mijn partner was zeer gesteld op Nederlandse oude muziek en hij was helemaal gelukkig toen we in een Amsterdamse winkel gedrukte uitgaven vonden van zijn geliefde componisten. Met een dikke stapel is hij naar huis gegaan.
Voor het skieën logeerden we in een eenvoudige vacantiewoning op de Balisalp, in Hasliberg, een eindje boven Meiringen. Bij het huren van ski's had ik nadeel van mijn onervarenheid. Wegens mijn grote lichaamslengte werden mij ski's van 2,20 m uitgereikt, de verhuurder was blij dat hij die ook eens aan iemand kwijt kon. Ik had natuurlijk korte ski's moet uitkiezen, met mijn vedergewicht van 64 kg had dat best gekund.
Nadat we op de dag van aankomst een les hadden gehad in bochten maken met Stembogen en Telemark in de verse poedersneeuw, werden we op dag twee al het dal in gestuurd om boodschappen te doen. Tijdens die afdaling ben ik gevallen: de voorpunt van de R ski stak loodrecht naar beneden in de sneeuw en ik lag op mijn rug, helling afwaarts. Op mijn hulpgeroep is de leider van ons groepje, Uli Widmer, zo gauw mogelijk  naar me toe gestoven en hij heeft me uit mijn ongemakkelijke positie bevrijd. De rest van de vacantie heb ik op de Balisalp in de zon gezeten met een zwachtel om de knie. Met dat gewricht is het nooit meer goed gekomen, het is nog altijd onstabiel en pijnlijk.

woensdag 11 maart 2015

MUZIEKSTAD BERGEN OP ZOOM

In het jaar 1954 dat ik mijn dienstplicht heb vervuld als officier van gezondheid op de vliegbasis Woensdrecht heb ik vaak in Bergen op Zoom mijn vrije tijd doorgebracht. Om in aanraking te kunnen komen met amateur-musici om kamermuziek mee te maken, ben ik een muziekwinkel binnengegaan met de vraag of ze mij aan contacten konden helpen. Ze waren daartoe bereid met als gevolg dat ik daar een muzikaal actief jaar heb doorgebracht.
Heb geregeld strijkkwartet gespeeld met een interniste van het plaatselijke ziekenhuis, een zeebioloog uit Zeeland en een huisarts. Daarnaast heel intensief een flink repertoire aan cellosonates ingestudeerd met de jonge pianoleraar De Groot, voor wie dit ook een onontgonnen gebied was. Een gunstige omstandigheid was dat ik op de vliegbasis een woon- en slaapkamer voor mij alleen had zodat ik ongestoord kon cel studeren. Dit heeft de basis gelegd voor een latere reeks verkenningen van de cello-literatuur samen met de pianist en musicoloog Stan Tempelaars in Nieuwegein gedurende meer dan dertig jaar.
Een hoogtepunt in B.op Z. is geweest toen ik werd uitgenodigd de continuobegeleiding van de soliste op me te nemen in een uitvoering van Purcell's muziekdrama Dido en Aeneas. Ik vond het erg sneu voor de reguliere 1e cellist van het orkest, die dat natuurlijk graag had gedaan. Maar de dirigent was kennelijk van mening dat hij dit aan Dido verplicht was, die door een in die tijd heel bekende sopraan werd vertolkt. Ik denk eraan terug als een heerlijke intens muzikale belevenis.

Een belevenis van heel andere soort was het deelnemen aan de carnavalsviering in B.op Z. Het begon in een café; de enige andere aanwezige was een leuke jonge vrouw. Ik heb blijkbaar aanmoedigend naar haar gekeken want ze kwam heel rustig naar me toe gelopen en ging bij me op schoot zitten. We hebben samen in de menigte op straat gezwierd en kwamen zo bij de societeit terecht, waar ik haar uit het oog verloor. Het gehos in die stampvolle societeit kon mij niet bekoren en ik heb me gauw ervan losgemaakt.

maandag 9 maart 2015

OVER CONGRESBEZOEK EN REIZEN

Het eerste na-oorlogse congres van de internationale gemeenschap van logopedisten en foniaters heeft in Zürich plaats gehad, in 1950. Tiete Terpstra was in 1949 als logopedist in Amsterdam afgestudeerd en heeft dat congres bijgewoond. In 2015 herinnert zij zich daarvan het volgende.

 Je ontmoet er de schrijvers van de leerboeken die je hebt gebruikt. Je krijgt een band met collega's,  jonge en oude, van andere landen, oefent het gebruik van vreemde talen en verbreedt je gezichtsveld. Nieuwe, tot nu toe onbekende opvattingen en methoden vragen om je aandacht, je oordeel. Eigen gewoonten en (voor)oordelen vragen om herwaardering en eventueel bijstelling. Ze kunnen onderwerp zijn van gesprekken. Onzekerheden worden nader onderzocht. Nieuw verworven kennis kan met anderen worden gedeeld. 
Ook na afloop van het congres kan dit alles worden voortgezet door (email)correspondentie.

Als mijn vrouw en ik in 1959 niet een half jaar langs europese centra waren gereisd, had dat tot gevolg gehad:
-  dat de accentmethode niet was ingevoerd
-  de Coblenzer stemmethode in het vergeetboek was geraakt
-  Dr Fernau Horn's  kennis betreffende stotteren niet was verbreid
-  de orthodontische kant van afwijkend mondgedrag niet of pas later bekend was geworden
-  het systematisch onderzoek van taalstoornissen naar voorbeeld van Mme Borel Maisonny minder  bekend zou zijn geworden.
Bovendien zou er voorlopig geen afdeling Foniatrie aan de KNO klinieken zijn gevestigd en zou in Utrecht het experiment met de driejarige logopedie opleiding niet of pas later zijn uitgevoerd.  

zondag 8 maart 2015

ONDERGEDOKEN BIJ EEN FRIESE BOER

In 1943 werd in Hilversum de voedselvoorziening benard. Mijn vader was als gijzelaar afgevoerd naar St Michielsgestel. Afgezien van de beperkte vrijheid kon hij daar een gezomd leven leiden. Wij hadden het wat dat betreft moeilijker.
Via een aanbeveling van een bevriende arts kon ik enige maanden terecht bij een gemengd landbouw/veeteelt bedrijf in Bergum (prov. Fr). Mijn werk bestond uit hooi maaien en keren, koeplakken stukslaan en verspreiden, graan oogsten, schoven binden en mest laden op een kar die naast een diepe kuil stond. Op de bodem van die kuil stond ik en wierp het spul met een zwaar beladen greep drie meter omhoog. Het was een hete zomer, het was vochtig in die kuil en ik zweette profuus. Een melkbus vol met verdunde karnemelk stond binnen bereik.
In mijn vrije tijd was er veel te lezen. Op de zolder was de hele bibliotheek opgeslagen van iemand die uit zijn woning in de noordhollandse kuststreek was verdreven. Behalve franse en duitse literatuur heb ik er de Friese rjuchtskriuwing (spelling) geleerd.
De boer had het beste met me voor en had een rit geregeld met de auto van het destructiebedrijf. Ik hield de chauffeur gezelschap bij het ophalen van kadavers. Die werden door de bewoners op de afgesproken dag aan de kant van de weg gelegd en door ons opgehaald. Je zat weliswaar een deel van de tijd in een doordringende stank, maar zag intussen een groot deel van de omgeving. 

VOOR GEZONDHEID NAAR STOMPETOREN

Zomer 1942: ik ben 17 jaar en mijn ouders hebben voorgesteld dat ik zal deelnemen aan een groepsverblijf bij de jonge dominee De Jong in Stompetoren. Goed eten, gezonde lucht en leerzame omgang met 12 leeftijdsgenoten. Van de groepsgenoten is maar een vaag beeld blijven hangen; de enige naam die ik me herinner is die van een aardige jongen, die de zoon bleek te zijn van de staatssecretaris van onderwijs. In de situatie van toen gaf dat wel aanleiding te twijfelen: is hij wel te vertrouwen?
De dag werd doorgebracht met discussie en een enkele excursie. O.a. werd de grote fabriek bezocht waar volgens een vacuumverdampings-procedee melkpoeder werd vervaardigd. Bijgevolg waren alle horizontale richels in de fabriekshal bedekt met een dikke laag wit poeder. Met een van de kameraden, die net als ik uit een streek kwam waar voedsel schaars was, ben ik in een vrij uurtje teruggekeerd om wat van die overvloed te verzamelen. Toen wij in de pastorie terugkwamen, ieder beladen met twee grote blikken vol melkpoeder, werden wij opgewacht door een meute  die ons van de kostbare oogst wilden ontdoen. Wij hebben ons fel verdedigd en konden het grootste deel van de buit redden en aan het eind van de week mee naar huis nemen.
Nu, zeventig jaar later, halen we mooie stukken kaas van onze kaasboer Henrico aan het Vrijheidsplein in Zeist. Op de korst zijn altijd een paar letters te lezen, "Sto" of "oren" die me doen terugdenken aan die mooie week in Noord Holland.